Artikel
7 juli 2016

Momenteel wordt in Vlaanderen steun toegekend aan alle projecten van hernieuwbare energie die aan de wettelijke criteria voldoen, en dit tot aan een maximumlimiet (onrendabele top). Dit systeem werkt zeer goed voor windprojecten. De kosten voor windenergie dalen ieder jaar en deze productiviteitswinsten worden nauwkeurig in de berekening van de steun doorberekend.
Een andere mogelijkheid is om de steun toe te kennen op basis van ‘tendering’ (aanbestedingen). Dit concept wordt momenteel in Vlaanderen onderzocht voor windenergie. Om de impact en het potentieel van dit systeem beter te kunnen evalueren, organiseerde FEBEG samen met de VWEA hierover een seminar op 23.06.2016.

Via dit seminar, dat in het teken stond van onshore windenergie, hebben FEBEG en de VWEA de ervaring van de ontwikkelaars gedeeld met vormen van aanbestedingen in het buitenland en hebben zij bijgedragen tot een betere kennis van aanbestedingen en staatssteunregelgeving.

Johannes Kochems - Institut für ZukunftsEnergieSysteme presenteerde de studie “Lessons from international experiences with Onshore Wind tendering schemes: “Een ideaal aanbestedingssysteem dat geschikt is voor alle landen en omstandigheden bestaat niet. Een veilingsysteem ontwerpen vereist het stellen van prioriteiten tussen conflicterende beleidsdoelstellingen zoals doeltreffendheid (de eigenlijke bouw van HEB-installaties), kostenefficiëntie en diversiteit van spelers - en de potentiële negatieve effecten moeten worden aangepakt. Om op lange termijn voldoende projecten te genereren is ook de investeringszekerheid van cruciaal belang.”

Mevr. Stefanie Behling van Engie Deutschland en dhr. Gerard Harder van Eneco deelden hun respectievelijke ervaringen met aanbestedingen in Duitsland en Nederland met de aanwezigen.

Stefanie Behling: “Duitsland heeft gekozen voor een technologiespecifiek systeem van aanbestedingen. Dit betekent dat verschillende HEB-technologieën niet rechtstreeks met elkaar concurreren. De PV-inschrijvingen  waren overgewaardeerd en de prijzen zijn in de eerste 4 rondes scherp gedaald (9,17 €ct/kWh > 7,41 €ct/kWh). Voor onshore windenergie is een bouwvergunning verplicht om te mogen deelnemen. Dit betekent in de praktijk dat de concurrentie niet op één site maar eerder tussen sites plaatsvindt. Dit probleem van ‘late aanbestedingen’ (vergunningen) kan aanleiding geven tot verzonken kosten indien het project onsuccesvol is in het aanbestedingsproces. Het is te vroeg om te beoordelen of het systeem van aanbestedingen tot meer doeltreffendheid zal leiden. Veel zal afhangen van de uitvoeringsgraden.”

Gerard Harder: “Het duurt verschillende jaren om een inschrijvingssysteem als SDE+ op te zetten en ook daarna moet het verder worden bijgeschaafd. De Nederlandse regering legt een budget van € 8 miljard op tafel voor twee inschrijvingsrondes dit jaar (uitsluitend offshore). We zien dat offshore wind niet de verwachte hoeveelheid biedingen krijgt. De veronderstelde hoge marktinkomsten en de dalende energieprijzen spelen hier een belangrijke rol. Dit zijn belangrijke risico’s voor de sector.”

Tot slot gaf Karel Bourgeois van Allen & Overy een uiteenzetting over de aanbestedingen in het licht van de Europese richtlijnen inzake staatssteun.
Karel Bourgeois: “De Europese richtsnoeren betreffende staatssteun voor milieubescherming en energie 2014-2020 hebben geleid tot veranderingen in de buitenlandse subsidieregelingen voor hernieuwbare energie. Terwijl de richtsnoeren in principe de verplichting opleggen om vanaf 1 januari 2017 subsidies aan nieuwe installaties toe te kennen in een aanbestedingsprocedure, voorzien ze ook in uitzonderingen. Bijvoorbeeld, bij de beoordeling van het SDE+-systeem heeft de Europese Commissie een vrijstelling van technologieneutrale aanbesteding toegestaan om suboptimale resultaten te vermijden. De richtsnoeren vereisen ook dat de lidstaten ervoor zorgen dat de producenten niet worden aangemoedigd om tegen negatieve marktprijzen te produceren. De opening van aanbestedingen voor buitenlandse deelnemers is een andere complexe kwestie waarvoor de jurisprudentie van de Commissie in de nabije toekomst nadere richtsnoeren kan geven.”

FEBEG pleit voor een voorzichtige aanpak en een reflectie met de sector alvorens af te stappen van de huidige methodologie van berekening van de meerkosten ("onrendabele top"). Het is noodzakelijk om een minimum aan stabiliteit en continuïteit te garanderen om investeringen in hernieuwbare energiebronnen te verzekeren, die onontbeerlijk zijn om de doelstellingen te verzekeren die voor het Gewest zijn vastgesteld.  Dit vertegenwoordigt op korte termijn de beste troef van Vlaanderen om zijn doelstellingen 2020 inzake windenergie te behalen.
De presentaties van het seminar kunt u hier downloaden.