België en zijn deelentiteiten hebben zich geëngageerd tot ambitieuze doelstellingen inzake hernieuwbare energie en onshore windenergie is daarbij steeds gunstiger geplaatst om die doelstellingen te helpen behalen.
De technologie en de knowhow op het gebied van windenergie zijn intussen stilaan tot volle ontwikkeling gekomen. Getuige daarvan is de geleidelijke en substantiële vermindering van de steun aan deze technologie. Vanaf 1 januari 2016 zal de steun aan de hernieuwbare energieproductie via nieuwe windturbines in Vlaanderen nog slechts € 59/MWh bedragen, tegen € 90/MWh in 2012, een (geleidelijke) daling van 34% in slechts enkele jaren. Volgens de Vlaamse minister van Energie, Annemie Turtelboom, zullen deze bedragen in gelijke tred blijven dalen met de technologische en commerciële vooruitgang van de sector.
Dit is goed nieuws waarover alle spelers verheugd zijn. Het toont immers aan dat de ‘niet-rendabele top’ (het niet-rendabele deel van de productie van hernieuwbare energie dat gecompenseerd moet worden om een normale rendabiliteit te bereiken) ieder jaar afneemt, hoofdzakelijk dankzij de vermindering van de investeringskosten en grotere en efficiëntere turbines. De marktopbrengsten vormen voortaan een groter deel van de financiële inkomsten van de windenergie-operators. Dit gaat in de richting van de geleidelijke integratie van de hernieuwbare energie in de elektriciteitsmarkt, met eerlijke spelregels.
In de praktijk zal een windenergieoperator echter minder dan € 59/MWh ontvangen, aangezien dit bedrag berekend is op basis van groenestroomcertificaten die verkocht worden tegen een overgewaardeerde prijs van € 97/MWh. Bovendien onderschat het steunniveau bepaalde reële kosten, zoals de kosten voor het gebruik van het terrein (opstalrecht).
De ontwikkelaars blijven blijk geven van veel dynamisme op het vlak van de verwezenlijking van de hernieuwbare energiedoelstellingen. Niettemin wordt ondanks de grote inspanningen van de ontwikkelaars slechts een beperkt gedeelte van de onshore windenergieprojecten daadwerkelijk gerealiseerd. De VWEA (Vlaamse Windenergie Associatie) toonde onlangs immers aan dat 61% van het in deze projecten voorziene vermogen, hetzij ongeveer 80 windturbines van de 137 die momenteel gepland zijn, kampt met blokkeringen of vertragingen van meerdere jaren als gevolg van de vele bezwaarprocedures. Dit vertegenwoordigt het equivalent van 40% van het eind 2014 geïnstalleerde windenergievermogen in Vlaanderen. Daardoor dreigen de dwingende doelstellingen inzake hernieuwbare energie niet tijdig te worden bereikt, want windenergie speelt hierin een fundamentele rol.
“FEBEG pleit voor een versnelling van de procedures en een concrete vergemakkelijking van de vestiging en bouw van windturbines”, zegt Silvie Myngheer van FEBEG. “Dankzij het ‘Fast Lane’ project van de Vlaamse regering zouden deze doelstellingen moeten worden behaald door de realisatie van de projecten makkelijker te maken, in de eerste plaats door 'quick wins' te identificeren en te verwezenlijken."