Artikel
9 december 2019

Tijdens de commissie Economie van 4.12.2019 is een wetsvoorstel m.b.t minnelijke invordering van schulden van de consument goedgekeurd. De opzet is om een langere betaaltermijn toe te staan aan consumenten en de invorderingskosten te beperken. Het voorstel is voor alle diensten geleverd aan consumenten en zeker niet beperkt tot elektriciteits- en gasleveringen.   

FEBEG deelt de bekommernissen om de zwakste consumenten te beschermen en structurele betalingsmoeilijkheden te voorkomen. Hoewel intentioneel goed bedoeld, vrezen wij er voor dat dit wetsvoorstel zijn doel voorbijschiet.

Deze wetsvoorstellen interfereren met specifieke regionale energieregelgeving
FEBEG merkt op dat de voorgestelde federale wet interfereert met specifieke gewestelijke regelgeving voor de bescherming van de energieconsumenten. Voor energieverbruikers gelden reeds sterk ontwikkelde regionale beschermingsmaatregelen. In geval van wanbetaling bepaalt elke regio de betalingstermijnen, de herinnerings- en aanmaningskosten, de modaliteiten m.b.t tot het  weigeren van klanten, het vragen van een waarborg en het doorlopen van een volledige wettelijke procedure vooraleer de leverancier het contract mag opzeggen, … Ook zijn er specifieke beschermingsmodaliteiten voor beschermde klanten. Daarenboven monitoren de betrokken regionale energieregulatoren jaarlijks de acties van de leveranciers (o.m. het aantal herinneringsbrieven en aanmaningen, de aangerekende kosten, het toezicht op de terugbetalingsplannen, enz.

FEBEG vraagt zich dan ook af of de voorgestelde federale wet wel verenigbaar is met deze specifieke gewestelijke energieregelgeving. Het roept ook vragen op over de respectievelijke bevoegdheidsverdeling.

Een bijkomende betaaltermijn impliceert schuldopbouw en een latere inschakeling van hulpverlening
De verlenging van de betaaltermijn, zeker in het kader van de energielevering, lost het probleem niet op en zal mogelijks net een verhoging van schulden creëren. Dit ongewilde neveneffect van schuldopbouw is nu al sterk voelbaar in de energiesector als gevolg van de lange betalingstermijnen voorzien in de regionale terugvorderingsprocedures. In Vlaanderen bijvoorbeeld kan deze invorderingsprocedure op vandaag reeds tot 105 dagen na ontvangst van de factuur in beslag nemen. In het Brusselse gewest is een beslissing van de vrederechter vereist waardoor de invorderingsprocedure rreds oploopt van 289 tot 439 dagen na de vervaldatum van de factuur (wat in bepaalde gevallen neerkomt op een vertienvoudiging van de schuld). Zowel de Brusselse en Waalse regulatoren erkennen in een studie de noodzaak om de betalingstermijnen in te korten eerder dan deze te verlengen zoals dit wetsvoorstel doet.

Door de verlenging van de betalingstermijn via dit federale wetvoorstel worden de gewestelijke invorderingsprocedures dus  verder verlengd en zal de schuld dus toenemen. Hierdoor wordt ook de inschakeling van de hulpverlening verlaat in de tijd, wat de meest kwetsbare klant dus niet ten goede komt. 

Gevolgen voor de energiesector
Wij begrijpen de insteek om de totale invorderingskosten binnen de perken van het redelijk te houden. Echter, het voorstel om de totale invorderingskosten te beperken houdt geen rekening met de economische realiteit van de energiesector (nl het opstellen opvolgen en verwerken van de betalingsopvolging, de verwerking in de operationele systemen en infrastructuur van de leverancier, personeelskosten in verband met de controle,  de kost voor de door de regelgeving opgelegde aangetekende briefwisselingen, enz.). Specifiek voor energie is de aanrekening van deze kosten reeds geregeld in de regionale energieregelgeving. Zo bepaalt de Vlaamse regelgeving dat de kosten van de herinneringsbrief en ingebrekestelling aan een 'beschermde klant' ten laste komen van de energieleverancier. Wij vrezen dat bepaalde voorstellen, zoals een eerste gratis herinnering aan de groep die het wel kan betalen zal leiden tot een deresponsabilisering.

Energieleveranciers zullen sneller geneigd zijn om naar de rechter te stappen om in te vorderen eerder dan een minnelijke schikkingsprocedure wat tot schuldopbouw leidt.

Een aantal leveranciers zullen zich mogelijks niet meer richten tot de residentiele markt. In Brussel zijn er reeds weinig leveranciers actief wegens te hoge bescherming voor residentiele klanten (o.m. de verplichting voor de energieleverancier om een contract van 3 jaar aan te gaan, terwijl de klant op elk moment kan overstappen; de Brusselse procedure via de vrederechter alvorens een klant kan worden afgesloten bij wanbetaling enz.).

Verlenging betaaltermijn: praktisch probleem doorlopende leveringen
Om een gespreide betaling van de energiekosten mogelijk te maken, worden door de elektriciteits- en gassector ook maandelijkse voorschotfacturen uitgeschreven. Door de nu voorgestelde langere betalingstermijn ontvangt de klant al zijn volgende voorschotfactuur, terwijl de betalingstermijn van de vorige factuur nog niet is verstreken zonder dat dit extra kosten met zich meebrengt. Een paradoxale situatie voor afnemers die reeds te kampen hebben met betalingsmoeilijkheden.

Schuldopbouw structureel aanpakken
FEBEG pleit er eerder voor om schuldopbouw bij klanten met betalingsproblemen aan de bron en snel aan te pakken. Wanbetalingen voor energie wijzen vaak op een ruimere armoedeproblematiek naast energieschulden (bvb. telecom, water, …). Daarom moet de armoedeproblematiek in zijn geheel en structureel worden verholpen. FEBEG ziet hier en belangrijke rol weggelegd voor de sociale instellingen/werkers in het begeleiden van de kwetsbare klanten voornamelijk in het kader van afbetalingsplannen.  De sociale instellingen moeten dan dus beter sneller en niet later worden betrokken in het proces, want zij hebben als enigen zicht op andere mogelijke schulden. Het is daarbij noodzakelijk dat de sociale instellingen hiertoe over de nodige middelen beschikken. FEBEG pleit dus voor een preventieve aanpak van armoede, met name via een generiek armoedebestrijdingsbeleid eerder dan alle consumenten - ook deze die wel kunnen betalen - te viseren. FEBEG roept eerder op om het debat te voeren met alle betrokken stakeholders en om te zoeken naar meer doeltreffende oplossingen die de problematiek bij de bron aanpakken.