Het Grondwettelijk Hof heeft in juni 2017 de Vlaamse heffing ‘Bijdrage Energiefonds’ vernietigd. Daaromwordt de heffing vanaf 1 januari 2018 aangepast. De heffing wordt omgevormd naar een maandelijkse heffing per afnamepunt waarvan de bedragen afhankelijk zijn van het spanningsniveau waarop de klant aangesloten is. In de (jaar)afrekening zal automatisch rekening gehouden worden met deze overgang. Een jaarfactuur opgemaakt in 2018 zal met andere woorden voor een gedeelte de heffing uit 2017 bevatten en voor een deel de heffing uit 2018.
Maandelijkse heffing per afnamepunt
De aangepaste heffing is niet langer gebaseerd op het jaarverbruik, maar wordt voortaan louter aangerekend in functie van het spanningsniveau van het afnamepunt. Voor laagspanning wordt hierbij een onderscheid gemaakt naargelang de afnemer al dan niet gedomicilieerd is (residentiële afnemers ten opzichte van niet-residentiële afnemers).
Vanaf 1 januari 2018 zijn de tarieven van de heffing als volgt:
- voor residentiële afnemers aangesloten op laagspanning: 42 eurocent per maand (ofwel 5,04 euro per jaar); laagspanning: een nominaal spanningsniveau van 1 kV of lager;
- voor niet-residentiële afnemers aangesloten op laagspanning 7,87 euro per maand (ofwel 94,44 euro per jaar);
- voor afnemers aangesloten op middenspanning: 150 euro per maand (ofwel 1.800 euro per jaar); middenspanning: nominaal spanningsniveau van meer dan 1 kV en lager dan 30 kV;
- voor afnemers aangesloten op hoogspanning 875 euro per maand (ofwel 10.500 euro per jaar); hoogspanning: een nominaal spanningsniveau van 30 kV of hoger;
- de heffing wordt vrijgesteld voor beschermde afnemers. Voor rechthebbenden op het sociaal tarief geldt er dus een nultarief.
Enkel woningen of appartementen aangesloten op laagspanning waar minstens één persoon is gedomicilieerd zullen de heffing van 42 eurocent per maand aangerekend krijgen. Alle andere afnamepunten (ondernemingen, tweede verblijven,…) worden als niet-residentieel beschouwd en zijn dus onderworpen aan een hogere heffing afhankelijk van het spanningsniveau waarop zij zijn aangesloten. De elektriciteitsleveranciers zijn wettelijk verplicht om de bijdrage op de afrekenings- en slotfacturen aan te rekenen.
Hoe wordt het statuut residentiële en niet- residentiële afnemer bepaald?
De leveranciers zullen zich voor de toepassing van de heffing baseren op de gegevens die zij maandelijks ontvangen van de elektriciteitsdistributienetbeheerders. De situatie op de eerste dag van de maand is bepalend om het onderscheid tussen residentieel en niet-residentieel vast te leggen voor die maand.
Indien een residentiële afnemer toch onterecht het hogere tarief werd aangerekend, kan hij bij zijn leverancier een rechtzetting aanvragen. De betrokkene zal dan moeten bewijzen dat hij op de eerste dag van de betrokken heffingsmaand wel degelijk gedomicilieerd was op het betrokken adres van het afnamepunt.