Een residentiële klant op tien wordt momenteel aan het sociaal tarief beleverd. Tijdens de COVID-pandemie en de energiecrisis, was dat zelfs twee klanten op tien door de uitbreiding hiervan naar de verhoogde tegemoet-koming begunstigde (RVT).
De CREG heeft de kost van deze uitbreiding op ongeveer 1,7 miljard euro geraamd voor de periode 2021,2022 en eerste semester 2023 (dus ongeveer 3,4 miljard euro kosten voor alle begunstigde tijdens deze periode).
Het sociaal tarief helpt heel wat gezinnen om de betaalbaarheid van hun energiefacturen te waarborgen. Hoewel het sociaal tarief een belangrijke rol speelt, heeft de energiecrisis en de praktijk pijnpunten blootgelegd.
Zowel vanuit consumenten-, overheids-, marktpartijen- als maatschappelijk oogpunt kwam er kritiek. Consumenten ervaren het als hoogdrempelig en niet-geautomatiseerd, terwijl de overheid worstelt met een gebrek aan differentiatie en flexibiliteit. Leveranciers ondervinden kosten, prefinancie-ring en complexiteit. Vanuit een maatschappelijk perspectief blijft het sociaal tarief vooral een subsidie voor energieafname zonder prikkel voor energiezuinigheid.
De diversiteit aan verwarmingstechnologieën - zoals gas, stookolie, hout, pellets, warmtepompen en warmtenetten - maakt de behandeling van sociale energiesteun op een uniforme manier moeilijk. Een concreet voorbeeld is de recente toekenning van een sociale premie voor klanten aangesloten op centrale verwarmingsketels, wat de complexiteit vergroot.
Ook de opkomst van nieuwe toepassingen, zoals elektrische mobiliteit, legt hiaten in het huidige sociaal tariefsysteem bloot. Momenteel bestaat er inderdaad geen sociaal tarief voor het tanken van fossiele brandstoffen in een verbrandingsmotor.
In haar Memorandum voor de verkiezingen 2024 stelt FEBEG constructieve oplossingen voor om de nadelen van het huidige systeem te verminderen.
Gebaseerd op de ervaring van de leveranciers voor de toekenning van de basispakket voor elektriciteit & gas, bepleit FEBEG de overgang van het sociaal tarief naar een systeem gebaseerd op een sociaal premie of een energiecheque. Dit systeem zou gemakkelijker differentiatie tussen doelgroepen mogelijk maken, een eenvoudiger en efficiënter toekennings-proces, en zou beter inspelen op nieuwe energietransitie toepassingen zoals energiedelen en elektrisch vervoer.
FEBEG stelt voor dat deze premie kan worden gebruikt voor het betalen van energiefacturen, huur waar de energiekosten zijn inbegrepen, evenals voor investeringen in energie-efficiëntie, zoals b.v. thermostaten, isolatie en energiezuinige apparaten. Dit zou niet alleen de complexiteit verminderen, maar ook beter aansluiten bij regionaal beleid voor energie-efficiëntie.
Marc Van den Bosch, General manager FEBEG: « We stellen een constructieve verschuiving voor om het huidige systeem te verbeteren en beter in te spelen op de behoeften van consumenten en de uitdagingen van de energietransitie. De overgang naar een sociaal premiesysteem zou niet alleen voordelen bieden voor de consumenten, maar ook voor energiebedrijven en de overheid. Het systeem zou minder interfereren met de complexe markt-processen en zou eenvoudiger te beheren zijn, budgettair voorspelbaarder en flexibeler b.v. voor afstemmingen op basis van gezinssamenstelling, inkomen en externe (crisis) omstandigheden. »