Artikel

Momentopname van het energie- en klimaatbeleid dat op lokaal politiek niveau wordt gevoerd, een jaar na de lokale verkiezingen

14/10/2019

Op 14 oktober 2018 werden in België gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Gezien de cruciale rol van de lokale overheden in het energie- en klimaatbeleid had FEBEG ter voorbereiding van de verkiezingen een memorandum gepubliceerd met 8 prioriteiten onder de titel "Energiebedrijven en lokale overheden: partners voor de energietransitie".

Na deze verkiezingen werden er coalities gevormd op basis van 'gemeentelijke beleidsverklaringen'. FEBEG vroeg professor Reynaert van de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit Gent om de inhoud van deze lokale politieke akkoorden te bestuderen op basis van de prioriteiten van het FEBEG-memorandum. 

27 beleidsverklaringen van grote steden en gemeenten - waaronder 13 in Vlaanderen, 3 in Brussel en 11 in Wallonië - zijn onderzocht op het gebied van energie en klimaatverandering. Er is zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve analyse uitgevoerd. Het eindrapport geeft een genuanceerd beeld van de situatie per stad en in totaliteit. Dit werk is ongetwijfeld een primeur, aangezien de thema’s energie en klimaat in opkomst zijn en geleidelijk structuur krijgen in het gemeentelijk beleid.

Er doen zich enkele sterke trends voor:

  • Het lokale politieke niveau is grotendeels geïnspireerd door internationale verbintenissen. Het Convenant van Burgemeesters en de SDG's (Sustainable Development Goals of the United Nations) dienen vaak als structurerende elementen voor het energie- en klimaatgedeelte van de beleidsverklaringen. Zo nemen alle betrokken steden en gemeenten deel aan het Burgemeestersconvenant 2030. Deze deelname leidt tot een geïntegreerde aanpak van het geplande klimaat- en energiebeleid en versterkt de samenhang daarvan.
  • In de verschillende regio's zijn er verschillende benaderingen en instrumenten. In Wallonië bijvoorbeeld structureren verschillende lokale entiteiten hun actie rond POLLEC's (Lokaal energie- en klimaatbeleid), die op hun beurt leiden tot een PAEDC (Sustainable Energy and Climate Action Plan). POLEC en PAEDC zijn instrumenten die door het Waals Gewest in het leven zijn geroepen om steden en gemeenten te helpen bij het uitstippelen van hun beleid om de doelstellingen te bereiken die in het kader van het Burgemeestersconvenant zijn vastgelegd. Er is geen spoor van een gelijkaardig instrument in de beleidsverklaringen van de Vlaamse steden en gemeenten. Coördinatie, begeleiding, opvolging met/vanuit een hoger niveau is interessant.
  • ‘Energiehuizen' zijn in opkomst met zeer uiteenlopende structuren. Deze ‘energiehuizen’ richten zich op informatie, bewustwording als communicatiekanaal tussen de steden en de burgers. Zij nemen meer actieve maatregelen door energieleningen en participatie in het energiesysteem door zowel burgers als bedrijven aan te moedigen/te stimuleren enz. We stellen vast dat de energiehuizen een centrale rol innemen in het toekomstig energie & klimaat beleid van de steden door een brug te slaan tussen de burgers en energietransitie.

In de gemeentelijke politieke akkoorden van de 27 geanalyseerde steden en gemeenten worden er gemiddeld 3 prioriteiten van de FEBEG nota het vaakst genoemd. In volgorde:

  • "Maak werk van energie-efficiënte gebouwen". Deze aanbeveling wordt op grote schaal gevolgd, maar op een versnipperde wijze. De meeste geanalyseerde steden/gemeenten richten zich op renovatie, isolatie, enz. Veel steden/gemeenten willen een voortrekkersrol spelen in de transitie en duurzaamheid van gebouwen, maar hebben daar niet altijd de middelen voor. Daarom zijn veel plannen en intenties toch dikwijls te vaag. De overstap naar LED-verlichting op de openbare weg en in gemeentelijke gebouwen is een maatregel die bijna overal in de plannen van de betrokken steden en gemeenten is opgenomen.
  • "Versnel de uitrol van duurzame mobiliteit": De publieke voorziening van oplaadpunten voor auto's en elektrische fietsen wordt soms uitgebreid besproken in combinatie met de vergroening van het gemeentelijke wagenpark, gedeelde mobiliteit, enz. Vooral de uitbreiding van de laadinfrastructuur voor elektrische fietsen en auto’s, of het besef dat dit op de agenda moet staan is wijdverspreid in de steden van de studie. Maar weinig gemeenten leggen de link tussen duurzame mobiliteit en parkeerbeleid, wat een gat is in het duurzaam mobiliteitsbeleid. Vaak worden Lage Emissie Zones (LEZ) genoemd, maar op een zeer voorwaardelijke wijs (voorstudies en raadplegingen, sociale maatregelen, enz.). Sommige grote Vlaamse steden vragen het Vlaamse openbaar vervoerbedrijf De Lijn om elektrische of minstens ecologische bussen te voorzien voor het verkeer in de binnensteden.
  • Creëer een lokaal maatschappelijk draagvlak (voor de energietransitie)”. Dit punt wordt ook op grote schaal hernomen. De werking van de bovengenoemde Energiehuizen speelt een instrumentele rol om het draagvlak bij de bevolking te bevorderen. Aangezien het lokale politieke niveau het dichtst bij de burger staat, wordt er veel aandacht besteed aan het verkrijgen van steun van de lokale samenleving voor het voorgenomen beleid.

Eén punt van de FEBEG-memorandum dat minder aan bod komt is  “Geef de markt ruimte”.
Marc Van den Bosch, general manager van FEBEG: “De titel van onze memorandum was: ‘Energiebedrijven en lokale overheden: partners voor de energietransitie’. Gemeenten die met onze leden samenwerken via publiek-private samenwerking (PPS / PPS) of die kiezen voor energiedienstencontracten (EPC), hebben daar zeker geen spijt van. Ze gaan resoluut vooruit. Zij behalen snel resultaten met behulp van de meest geavanceerde privé-expertise, terwijl hun cashflow zo veel mogelijk behouden blijft. Onze sector moet deze kansen nog beter bekend maken bij de gemeentelijke politici.”

FEBEG-aanbeveling: Welke hefbomen heeft het federaal/gewestelijk beleid tot zijn beschikking om het succes van de gemeenten in de energietransitie te verzekeren?

  1. Zorg voor een samenhangend energiebeleid: gemeenten helpen, zij hebben de sleutel tot het energie- en klimaatbeleid in handen.
  2. Hernieuwbare energie: zorg voor continuïteit en steun van het publiek (draagvlak)
  3. Gebouwen : Neem nu de volgende stap. Werk samen tussen de overheid en de privésector om het onroerend goed te renoveren; als de kost te hoog is, kijk dan hoe investeringen kunnen worden gedaan zonder budgettaire problemen, bijvoorbeeld door middel van energieprestatiecontracten (EPC).
  4. Mobiliteit: focus op groene mobiliteit op gas en elektriciteit voor het gemeentelijk wagenpark. Stimuleer een ecologisch openbaar vervoer (De Lijn, TEC, MIVB). Voorzie voldoende middelen voor dit doel.